Simpele, vereenvoudigde vormen, veel glas en nog meer beton. In Waasmunster liet architect Frederik De Smet zich van zijn meest brutalistische kant zien. Het resultaat is een woning die even robuust als delicaat oogt.
“Je kunt je niet inbeelden hoeveel opleggers zich hier hebben vastgereden”, wijst Frederik De Smet naar het benepen dreefje aan het begin van het perceel. “Dat maar één daarvan de omliggende huizen heeft geraakt, is uiteindelijk een half mirakel. Ik heb altijd gedacht dat de elektrische kabels erboven ook zouden sneuvelen. Gelukkig hebben die het toch overleefd.” De architect haalt de schouders op en glimlacht. De betonwoning die hij voor een koppel uit Waasmunster mocht ontwerpen heeft een bijzondere betekenis voor hem. “Ik heb zelden zo'n connectie gehad met een opdrachtgever. Op een bepaald moment had ik zelfs het gevoel dat ik een huis aan het tekenen was voor mezelf. Nochtans is dit geen gemakkelijk project geweest. De prefab betonelementen door die smalle dreef krijgen, dat verliep al met horten en stoten. Als de eerste lading dan eindelijk geplaatst was, ging de hoofdaannemer failliet. Dat was een kleine ramp, niet alleen voor de eigenaars. De betonnen ruwbouwconstructie vormde namelijk in één adem de afwerking van de woning. Er was geen ruimte voor fouten, het kleinste detail was van belang. Gelukkig heb ik snel iemand nieuw gevonden. Dat dit huis op een jaar tijd af is geraakt, is gezien alle moeilijkheden bijna niet te geloven.”
De woning is opgevat als één grote open ruimte compleet gedoopt in beton. Gevels, wanden, vloeren en plafonds bestaan allemaal uit het materiaal, terwijl bekistingsnaden en krimpvoegen overal doorlopen. Tegelijk zijn er ook lichte nuances merkbaar. Op het dak bijvoorbeeld is het beton gestort op ruwe bekistingpanelen in multiplex. De textuur van het hout schijnt door, wat het plafond een warme uitstraling verleent. Op de vloer zorgt een gewolkt patroon voor een soortgelijk effect.
“Ik houd van een ontwerp zonder grenzen”, legt Frederik De Smet uit. “Interieur en exterieur zijn wat mij betreft nooit eindig. Ook in deze woning vloeien alle ruimtes naadloos over in elkaar, zowel horizontaal als verticaal, zowel binnen als buiten. Carport, inkom, leefruimte, terras en slaapkamers ontstaan op organische wijze, in relatie tot elkaar en tot de omgeving, met beton als sculpturale schelp eromheen.”
Een lange kolomkast in het salon loopt schijnbaar dwars door het raam tot buiten. De achterkant van het volume vormt de zijgevel van het gebouw, als een soort privacyscherm voor de buren. “Er zijn twee kastenvolumes in multiplex aanwezig, eentje ter hoogte van de zithoek en eentje in de keuken. Qua materiaal onderscheiden die zich opvallend van de rest van de woning, om het concept van de betonnen schelp onbewust te versterken. Tegelijk definiëren ze subtiel een aantal woonfuncties, zonder dat ze per se een façade vormen in de ruimte.”
Centraal in de leefruimte vormt een wit kookeiland een opflakkering in het grijze palet van het interieur. Er werd gekozen voor een strak sculpturaal blok dat er staat, maar voorts ontdaan is van elk ornament. Daarachter vormen een zwarte staalstructuur en donker gefumeerd glas de overgang naar de slaapkamer. Een kamerbreed raam op de eerste verdieping filtert zenitaal licht naar beneden.
“Omdat alles grijs is, ging bijzondere aandacht uit naar de optimale lichtinval”, zegt de architect. “De achtergevel bestaat volledig uit glas. Daarnaast zorgen specifieke ingrepen zoals de ronde uitsparingen in het overdekte terras voor extra daglicht.”
Overdag geniet de woning volop van natuurlijk licht, maar zodra de zon ondergaat, wordt de sfeer intiemer. Kunstverlichting zorgt dan voor licht- en schaduwzones. Spots zitten verzonken in het plafond en accentueren het robuuste betonnen omhulsel, balkvormige designarmaturen zetten zich diagonaal af tegen de rechte belijning van de woning. “De bedoeling was een minder dirigerend, eerder speelse inplanting te realiseren die warm en gezellig aanvoelt. Bovendien wordt het ruwe plafond op strategisch gekozen plaatsen verlicht door middel van grondspots. Om ook de tuin ’s avonds te betrekken bij de woning kunnen trouwens ook de grote bomen achteraan verlicht worden. Zij decoreren de woning van buitenaf.”
Middenin de slaapkamer rust een kingsize bed, op maat ontworpen en uitgevoerd in hetzelfde multiplex als het vaste meubilair in de leefruimte. De dressing is opgenomen in een zwart kastenvolume dat de ruimte visueel afbakent. In het verlengde daarvan loopt de kamer buiten door in een overdekt terras en carport met houten lamellenwand die de inkijk in de douche vanaf de straat beperkt. Ook hier valt een grote cirkelvormige uitsparing in de luifel op die zich herhaalt in de uitgeboorde gaten voor de dieperliggende spots, douchekop en ventilatiemonden. “Initieel was het de bedoeling om in die uitsparing een buitendouche te voorzien”, aldus Frederik De Smet. “Maar van dat idee zijn we toch afgestapt. De bewoners zouden te veel te kijk staan voor de buren. In de plaats hebben we gekozen voor een olijfboom die regenwater vangt via het gat.”
De zwarte glazen wand tussen keuken en masterbedroom begeleidt niet alleen de trap, ze vormt eveneens een borstwering voor de eerste verdieping. Daar bevindt zich momenteel één kinderkamer met balkon boven de carport. Later kan die nog verder opgedeeld worden. Op het moment van het ontwerp was het koppel zwanger. De komst van een kind betekende dat een minimum aan privacy nodig was. Om akoestische redenen is de kamer via een glazen wand afgesloten van de rest van de woning. Langs die wand kijk je via een jumboraam uit over het dak van de leefruimte. Naar de bomen die ‘s nachts verlicht worden. En naar de elektriciteitskabels die zich niet laten raken.
Simpele, vereenvoudigde vormen, veel glas en nog meer beton. In Waasmunster liet architect Frederik De Smet zich van zijn meest brutalistische kant zien. Het resultaat is een woning die even robuust als delicaat oogt.
“Je kunt je niet inbeelden hoeveel opleggers zich hier hebben vastgereden”, wijst Frederik De Smet naar het benepen dreefje aan het begin van het perceel. “Dat maar één daarvan de omliggende huizen heeft geraakt, is uiteindelijk een half mirakel. Ik heb altijd gedacht dat de elektrische kabels erboven ook zouden sneuvelen. Gelukkig hebben die het toch overleefd.” De architect haalt de schouders op en glimlacht. De betonwoning die hij voor een koppel uit Waasmunster mocht ontwerpen heeft een bijzondere betekenis voor hem. “Ik heb zelden zo'n connectie gehad met een opdrachtgever. Op een bepaald moment had ik zelfs het gevoel dat ik een huis aan het tekenen was voor mezelf. Nochtans is dit geen gemakkelijk project geweest. De prefab betonelementen door die smalle dreef krijgen, dat verliep al met horten en stoten. Als de eerste lading dan eindelijk geplaatst was, ging de hoofdaannemer failliet. Dat was een kleine ramp, niet alleen voor de eigenaars. De betonnen ruwbouwconstructie vormde namelijk in één adem de afwerking van de woning. Er was geen ruimte voor fouten, het kleinste detail was van belang. Gelukkig heb ik snel iemand nieuw gevonden. Dat dit huis op een jaar tijd af is geraakt, is gezien alle moeilijkheden bijna niet te geloven.”
De woning is opgevat als één grote open ruimte compleet gedoopt in beton. Gevels, wanden, vloeren en plafonds bestaan allemaal uit het materiaal, terwijl bekistingsnaden en krimpvoegen overal doorlopen. Tegelijk zijn er ook lichte nuances merkbaar. Op het dak bijvoorbeeld is het beton gestort op ruwe bekistingpanelen in multiplex. De textuur van het hout schijnt door, wat het plafond een warme uitstraling verleent. Op de vloer zorgt een gewolkt patroon voor een soortgelijk effect.
“Ik houd van een ontwerp zonder grenzen”, legt Frederik De Smet uit. “Interieur en exterieur zijn wat mij betreft nooit eindig. Ook in deze woning vloeien alle ruimtes naadloos over in elkaar, zowel horizontaal als verticaal, zowel binnen als buiten. Carport, inkom, leefruimte, terras en slaapkamers ontstaan op organische wijze, in relatie tot elkaar en tot de omgeving, met beton als sculpturale schelp eromheen.”
Een lange kolomkast in het salon loopt schijnbaar dwars door het raam tot buiten. De achterkant van het volume vormt de zijgevel van het gebouw, als een soort privacyscherm voor de buren. “Er zijn twee kastenvolumes in multiplex aanwezig, eentje ter hoogte van de zithoek en eentje in de keuken. Qua materiaal onderscheiden die zich opvallend van de rest van de woning, om het concept van de betonnen schelp onbewust te versterken. Tegelijk definiëren ze subtiel een aantal woonfuncties, zonder dat ze per se een façade vormen in de ruimte.”
Centraal in de leefruimte vormt een wit kookeiland een opflakkering in het grijze palet van het interieur. Er werd gekozen voor een strak sculpturaal blok dat er staat, maar voorts ontdaan is van elk ornament. Daarachter vormen een zwarte staalstructuur en donker gefumeerd glas de overgang naar de slaapkamer. Een kamerbreed raam op de eerste verdieping filtert zenitaal licht naar beneden.
“Omdat alles grijs is, ging bijzondere aandacht uit naar de optimale lichtinval”, zegt de architect. “De achtergevel bestaat volledig uit glas. Daarnaast zorgen specifieke ingrepen zoals de ronde uitsparingen in het overdekte terras voor extra daglicht.”
Overdag geniet de woning volop van natuurlijk licht, maar zodra de zon ondergaat, wordt de sfeer intiemer. Kunstverlichting zorgt dan voor licht- en schaduwzones. Spots zitten verzonken in het plafond en accentueren het robuuste betonnen omhulsel, balkvormige designarmaturen zetten zich diagonaal af tegen de rechte belijning van de woning. “De bedoeling was een minder dirigerend, eerder speelse inplanting te realiseren die warm en gezellig aanvoelt. Bovendien wordt het ruwe plafond op strategisch gekozen plaatsen verlicht door middel van grondspots. Om ook de tuin ’s avonds te betrekken bij de woning kunnen trouwens ook de grote bomen achteraan verlicht worden. Zij decoreren de woning van buitenaf.”
Middenin de slaapkamer rust een kingsize bed, op maat ontworpen en uitgevoerd in hetzelfde multiplex als het vaste meubilair in de leefruimte. De dressing is opgenomen in een zwart kastenvolume dat de ruimte visueel afbakent. In het verlengde daarvan loopt de kamer buiten door in een overdekt terras en carport met houten lamellenwand die de inkijk in de douche vanaf de straat beperkt. Ook hier valt een grote cirkelvormige uitsparing in de luifel op die zich herhaalt in de uitgeboorde gaten voor de dieperliggende spots, douchekop en ventilatiemonden. “Initieel was het de bedoeling om in die uitsparing een buitendouche te voorzien”, aldus Frederik De Smet. “Maar van dat idee zijn we toch afgestapt. De bewoners zouden te veel te kijk staan voor de buren. In de plaats hebben we gekozen voor een olijfboom die regenwater vangt via het gat.”
De zwarte glazen wand tussen keuken en masterbedroom begeleidt niet alleen de trap, ze vormt eveneens een borstwering voor de eerste verdieping. Daar bevindt zich momenteel één kinderkamer met balkon boven de carport. Later kan die nog verder opgedeeld worden. Op het moment van het ontwerp was het koppel zwanger. De komst van een kind betekende dat een minimum aan privacy nodig was. Om akoestische redenen is de kamer via een glazen wand afgesloten van de rest van de woning. Langs die wand kijk je via een jumboraam uit over het dak van de leefruimte. Naar de bomen die ‘s nachts verlicht worden. En naar de elektriciteitskabels die zich niet laten raken.
Thierry Theys is geen man van hoge woorden. Zelfs met twee Michelinsterren en een titel van Chef van het Jaar op zak, zal je hem zelden op grootspraak betrappen. Straks blaast zijn restaurant Nuance vijftien kaarsen uit. Voor de topchef een moment van reflectie, maar ook de gelegenheid om voorzichtig vooruit te kijken: “Natuurlijk houdt die derde ster me bezig, maar het is zeker geen obsessie.”
Thierry Theys moet een van de meest bejubelde chef-koks van ons land zijn. In 2010 kreeg hij zijn eerste Michelinster. Hij was toen amper vijventwintig. Een jaar later mocht hij al een tweede opspelden. Daarmee is hij nog altijd een van de jongste chefs ooit die dat voor mekaar kregen. De gemiddelde twintiger zou ervan gaan zweven. De Duffelaar niet. Ondanks alle verwezenlijkingen en accolades is hij altijd bescheiden gebleven. Ook toen Gault&Millau hem vorig jaar uitriep tot Chef van het Jaar ging hij opvallend minzaam om met de lof die hem toebedeeld werd. Geen grote quotes, geen van pretentie doorwrochte oneliners. “Natuurlijk is het fijn om bevestiging te krijgen voor al je harde werk en opofferingen”, blikt de nog altijd maar achtendertigjarige chef terug. “Het toont aan dat je goed bezig bent en dat er evolutie zit in wat je doet. Dat vind ik belangrijk. Titels of quoteringen in restaurantgidsen zijn voor mij nooit een doel op zich geweest. Ik krijg vaak de vraag wanneer die derde ster er komt. Eigenlijk lig ik daar minder wakker van dan veel mensen denken. Het motiveert me, dat wel, maar het is zeker geen obsessie. Ik ben nog altijd heel blij met waar we nu staan.”
Theys is ongekunsteld. Een innemend man zonder kapsones, die niet vergeten is waar hij vandaan komt. Zonder zijn ouders zou Nuance er misschien nooit geweest zijn. Zij waren het die hem en zijn vriendin Sofie Willemarck in 2008 het laatste - financiële - zetje gaven. “Als zij ons destijds niet hadden gepusht, was het wellicht niet gelukt”, geeft hij toe. “Ze hadden nochtans geen idee wat ik zou serveren. Ik zal onze begindagen niet snel vergeten. Toen mijn vader de eerste kaart zag, was hij niet bepaald amused. ‘Zo speciaal?’ Voor hem moest er toch minstens biefstuk-friet op het menu staan. Het eerste jaar was dat ook effectief het geval. Die toegeving moest ik wel maken (lacht).”
Pure productkeuken
De kaart van Nuance is met de jaren sterk geëvolueerd. Tegenwoordig leest ze als een fijnzinnige ode aan de Vlaamse productkeuken, met subtiele invloeden van overal ter wereld. Dat is ooit anders geweest. Theys is klassiek geschoold. Hij leerde het vak aan de beroemde hotelschool Ter Duinen. Na een stage in Monaco ging hij aan de slag in de Parijse driesterrenzaak Plaza Athénée, onder de vleugels van Alain Ducasse. Vervolgens belandde hij via het Nederlandse Beluga weer in zijn thuisgemeente Duffel, waar hij zich in de beginjaren van Nuance waagde aan de moleculaire gastronomie. “De invloed van El Bulli was midden jaren 2000 aanzienlijk”, zegt hij. “Om mee te zijn kon je bijna niet anders dan pareltjes en schuimpjes serveren. Gaandeweg ben ik me bewuster geworden van mijn eigen stijl. Dat is even zoeken geweest. We zitten hier niet in de grootstad. De meerderheid van onze klanten zijn mensen uit de buurt. Ze houden van een mooi product in een herkenbaar gerecht. Daar draait het vandaag om in Nuance en dat zal niet meer veranderen.”
© Kris Vlegels
Genuanceerde totaalbeleving
Thierry Theys kookt met een bijzondere beheersing en finesse. Als geen ander weet hij emotie over te brengen op een bord. Zijn gerechten zijn technisch hoogstaand en worden met minutieuze precisie uitgewerkt, alsof het miniatuurkunstwerkjes zijn. Textuur, compositie, smaak: alles klopt tot in het allerfijnste detail. Of hoe Michelin het treffend verwoordt: ‘een keuken van nu in zijn meest genuanceerde vorm’. “Dat vond ik mooi gezegd”, is hij erkentelijk. “Voor mij telt elk detail. Niet alleen op het bord. Het gaat me om meer dan het eten alleen. De aankleding, de hartelijke bediening, de algehele sfeer, het draagt allemaal bij aan de restaurantervaring.”
In 2020 ging Nuance door een ambitieuze make-over. De zaak werd verbouwd, uitgebreid en heringericht. Vandaag schuif je aan tafel in een klassevol interieur waarin marmer, hout en fluweel de toon zetten. Hoge ramen bieden zicht op een groene patio. “Ik wil blijven evolueren, stap per stap. Niet enkel in de keuken, ook op het vlak van comfort en gastvrijheid. Sofie is al meermaals uitgeroepen tot beste gastvrouw. Dat maakt me oprecht trots. Hoe we klanten benaderen, vinden we allebei essentieel. Hospitality is iets waar we hard mee bezig zijn. Het eten mag nog zo lekker zijn, als het personeel niet vriendelijk is, ga je niet terug.”
© Nuance
Als we Thierry Theys spreken, is hij net klaar met de voorbereidingen voor de maandagse middagshift. In tegenstelling tot veel topzaken is Nuance ook de eerste weekdag open. Dinsdag en woensdag houdt het de deuren gesloten. “Dat is eigenlijk altijd zo geweest. Voor ons gezin werkt het op die manier. Ons dochtertje gaat pas naar school. Dinsdag en woensdag voer ik haar ’s morgens weg en ’s middags ga ik haar weer halen. Tussendoor lees ik de krant, neem ik een koffietje, ga ik eens lopen. Op vrije dagen probeer ik het restaurant echt los te laten en te genieten.”
Loslaten en ontladen. Voor Thierry Theys is het een noodzaak. Een restaurant runnen is topsport, laat staan een tweesterrenzaak op hoog niveau houden en blijven vernieuwen. “Het is een slopend beroep, fysiek en mentaal”, bevestigt hij. “Om creatief te blijven is rust nodig, lichamelijk, maar ook tussen de oren. Ik probeer gezond te leven en mijn lichaam in ere te houden. Als rugpatiënt doe ik dagelijks oefeningen. Ik drink ook zelden alcohol, ga op tijd slapen en sport regelmatig. Dat is nodig om fit en alert te blijven. Op dat vlak ben ik altijd streng geweest voor mezelf. Anders houd je het gewoon niet vol. Een restaurant uitbaten is intens. Je geeft veel. Ooit komt er een moment om terug te nemen en meer te genieten, maar dat is toekomstmuziek. Tijd is een illusie. Ik blijf daar allemaal liever nuchter onder.”
Wie zin heeft in een culinaire retraite en gerust wat verse Alpenlucht lust, heeft er sinds kort een niet te versmaden optie bij. In het Zwitserse Fürstenau opende driesterrenchef Andreas Caminada een gastronomische herberg, recht tegenover zijn wereldvermaarde restaurant.
Fürstenau is een piepklein verstild stadje in het zuidoosten van Zwitserland. Er wonen goed driehonderdvijftig mensen in witgekalkte huizen, verdoken in de glooiingen van de Domleschg-vallei. Rondom tekenen zich machtige Alpenformaties af, die jaarlijks ontelbare wellness- en sportliefhebbers aantrekken. Toch is het natuurgeweld niet de enige redenen waarom Fürstenau en omgeving zo populair zijn. In het historisch centrum bevindt zich een van de meest gevierde eetgelegenheden van het land: Schloss Schauenstein, een sprookjesachtig 17de-eeuws kasteel in een gemanicuurde tuin, waar driesterrenchef Andreas Caminada de Zwitserse keuken heruitvindt. Sinds vorig jaar is aan die gastronomische pleisterplek ook een gloednieuwe herberg gekoppeld. De oude stallen recht tegenover het kasteel werden omgetoverd tot Casa Caminada. Gasten van het Schloss kunnen er de beleving met één of meerdere nachten verlengen. Vakantiegangers vinden er de ideale uitvalsbasis om de culturele en culinaire tradities van de streek te ontdekken. Behalve tien kamers beschikt Casa Caminada namelijk over een eigen restaurant, biobakkerij, gourmetwinkel en koffiebranderij. “Voor mij betekent de herberg veel meer dan een stijlvolle verblijfplek”, legt Andreas Caminada uit. “Vanaf het begin is het hoofddoel geweest om een boost te geven aan de buurt. Door op de locatie een aantal mooie ambachten te verenigen, kunnen we iets teruggeven aan het dorp. Casa Caminada moet een bindmiddel zijn voor Fürstenau. Voor bezoekers en reizigers, maar zeker ook voor de mensen die er wonen en werken.”
© Fabio Compagno
Artisanale architectuur
Fürstenau ligt in het kanton Graubünden. Zowat elk facet van Casa Caminada is geïnspireerd door de regio en het aanwezige vakmanschap. Dat komt in de eerste plaats tot uiting in de architectuur en het interieur. In tegenstelling tot het Schloss oogt de herberg relatief ingetogen en eenvoudig. Een bewuste keuze, om de drempel laag genoeg te houden. Ontwerper van dienst is Gion A. Caminada, naamgenoot en verre neef van Andreas, maar bovenal Zwitsers cultarchitect, befaamd om zijn uitgekiende woonoplossingen in bergachtige gebieden. Hij creëerde een eigentijds gebouwensemble dat naadloos opgaat in de alpine dorpsomgeving.
Bijzondere aandacht ging uit naar de integratie van bestaande elementen en typische materialen uit de buurt. Oorspronkelijke stalstructuren zoals plafondbalken en massieve hoekpilaren bleven intact. Vloeren werden gemaakt van larikshout uit de streek. Meubilair is van de hand van plaatselijke timmerlieden.
“We hebben voortgebouwd op de bestaande basisstructuur van de stallen, omdat die integraal deel uitmaakt van het eeuwenoude stadsnetwerk”, vertelt Andreas Caminada. “Maar we wilden het verleden ook niet te veel romantiseren. Het gaat ons om het heden. Het belangrijkste was te bouwen met hout en stenen van hier, met aandacht voor het milieu, de cultuur en geschiedenis van Fürstenau en omgeving. Alle materialen zijn afkomstig uit de streek of op zijn minst verwerkt door lokale ambachtsmensen.”
De gastenkamers zijn intieme en beheerst gedecoreerde ruimtes die rust en geborgenheid uitstralen. Hout, baksteen en gestuct beton domineren het materialenpalet. En ook het daglicht krijgt overal vrij spel, terwijl het overweldigend Alpenlandschap er vanuit alle hoeken bij betrokken wordt. “Casa Caminada is nuchter en tijdloos ontworpen: veel licht en zicht, kwaliteitsmeubilair, duurzame materialen. Alles is teruggebracht tot de essentie om er een rustgevende, uitnodigende plek van te maken.”
Hart van Fürstenau
Andreas Caminada beschouwt zijn herberg als een trefpunt van de lokale eetcultuur. Een ontmoetingsplek die de gemeenschap van Fürstenau verenigt en doet heropleven. Het eigen restaurant biedt een volks alternatief voor de avant-gardistische gastronomie van het Schloss. Je eet er typische streekgerechten zoals ravioli van gedroogde peren, op de steenoven gebakken walnotentaart of rollades van snijbiet gevuld met pasta en spek. Stuk voor stuk eenvoudige comfortfood die de culinaire tradities van Graubünden een podium biedt. Daarnaast brandt Casa Caminada zijn eigen koffie en worden er regionale specialiteiten verkocht. In de buik van het pand bevinden zich een voorraadkelder met ingemaakte groenten en fruit, en rijpingskamers voor kaas en charcuterie.
En dan is er de verleidelijke geur van de bakkerij. Wie ’s ochtends vroeg genoeg de Casa binnenkomt, kan de bakker het deeg zien kneden op een enorme beukenhouten tafel. Niet veel later gaat het de stenen houtskooloven in. Voor Andreas Caminada is de plek het epicentrum van zijn herberg. “Ik moest koste wat het kost een bakkerij hebben. Brood brengt mensen bijeen en daar is het mij uiteindelijk om te doen”, zegt hij.
Als brood mensen samenbrengt, heeft Fürstenau met Casa Caminada een nieuw kloppend hart. Hoog tijd om er het onze aan op te halen.
In de bossen rond Kortrijk bouwde interieurarchitecte Stéphanie Laperre een nieuwe woning voor zichzelf en haar gezin. Het resultaat is een L-vormig paviljoen, geïnspireerd door de weelderige natuur errond en het ambachtelijk minimalisme waar ze zo wild van is.
Stéphanie Laperre en haar man woonden vroeger in het centrum van Kortrijk. Om de drukte te ontvluchten, gingen ze geregeld wandelen in het Bellegembos, gelegen in de groene stadsrand. “Op een bepaald moment vernamen we dat er in een van de wijken iets te koop stond”, vertelt Laperre. “Mijn echtgenoot had al een paar keer aangegeven weg te willen uit de stad, dus gingen we kijken. Het bleek een bouwwerf te zijn die was stilgelegd door een juridisch geschil. Echt een prachtig project, ook al was de ruwbouw nog maar deels opgetrokken. De manier waarop het gebouw zich verbond met de natuur was exact hoe we het ook zelf zouden doen. En dan zo’n locatie, midden in de bossen waar we zo vaak kwamen. We waren direct verkocht.”
Modernistisch paviljoen
Laperre sprak een bevriende architect aan die hielp bij de technische aspecten van de bouw. Samen ontwierpen ze een paviljoenwoning met één verdieping. “Het oorspronkelijke idee was om het ontwerp op de bestaande funderingspalen te baseren. Uiteindelijk hebben we er toch wat mee gespeeld. De originele vorm was een U. Wij hebben er een L van gemaakt en op het ene been een bovenbouw geplaatst. Daar bevinden zich nu de slaapkamers.”
De bossen van Bellegem staan bekend om hun interessante verzameling modernistische woningen. In de buurt staan er verschillende bungalows uit de jaren vijftig en zestig. Laperres nieuwe huis sluit daar qua typologie heel mooi bij aan. “Veel mensen uit de stad hebben hier midden vorige eeuw een buitenverblijf gebouwd”, vertelt ze. “Het zijn bijna allemaal paviljoenachtige gebouwen die natuurlijk opgaan in het groen. Het stond snel vast dat we iets soortgelijks wilden realiseren. In zo’n context kan je geen zadeldakwoning of blokkendoos neerzetten.”
De rechtlijnige paviljoenarchitectuur haalt inspiratie bij modernisten als Philip Johnson, Ludwig Mies Van der Rohe en de case study houses van Richard Neutra. Vooraan scheidt een langgerekte tuinmuur de overdekte carport van de inkom, die zich bevindt in de elleboog van de L. De luifel loopt door tot aan de entree, zodat je ‘droog’ binnenkomt. Vandaar ga je links richting het salon en een tweede zithoek, en rechtdoor naar een open bureauruimte en een riante keuken. “Eigenlijk was het niet de bedoeling om zo’n grote keuken te voorzien”, geeft Laperre aan. “Initieel zou ze komen op de plaats waar zich nu het salon bevindt. Maar ik wilde graag ‘s morgens zon in de keuken. Door de positie van de bovenbouw was dat niet mogelijk. Er bleef uiteindelijk maar één optie over, wat achteraf gezien een veel betere en praktische keuze is geweest. Bovendien heb je hier een mooi zicht op het zwembad dat iets lager is gelegen. Het huis is gebouwd op een sokkel die de de natuurlijke glooiing van het terrein opvangt. Op andere plaatsen is de connectie met het zwembad bewust veel minder sterk. Zo’n zwembad hoeft niet te overheersen in de woonbeleving.”
Connectie met natuur
Waar je ook komt in het huis, overal ontstaan er doorzichten naar andere ruimtes, de tuin of de omliggende natuur. “Je hebt hier altijd visueel contact met elkaar, zelfs als je niet in dezelfde ruimte bent”, verduidelijkt Stéphanie Laperre. “Het ontwerp is erg open, maar schenkt ook een bepaalde intimiteit en geborgenheid. Er zijn stille hoekjes voorzien om je in alle rust terug te trekken. Tegelijk zie je tijdens elk seizoen de natuur evolueren. Niet alleen in de tuin, maar ook in de omliggende weides. Je ziet de gewassen veranderen, de boeren oogsten. Hele families komen dan helpen op het land. Ik vind het boeiend om daar naar te kijken. Het zijn dingen waar ik voorheen nooit bij had stilgestaan.”
Functionaliteit, comfort en beleving lopen in de woning moeiteloos over in elkaar. Volgens Laperre mag het praktische nooit onderdoen voor het esthetische. “Het functionele is heel belangrijk in mijn ontwerpen”, zegt ze. “Dit is een woning waar over elk detail is nagedacht. Hoe je toekomt met de auto, waar je je schoenen uitdoet, hoe je mensen ontvangt: het zit allemaal logisch in elkaar. Schoonheid is belangrijk, maar een gebouw moet voor je werken. Om je echt goed te voelen in je huis moet het volledig aangepast zijn aan je manier van leven.”
Ambachtelijke materialen
Binnen de natuurlijke context van bossen en weiden is gekozen voor een artisanale afwerking. De woning is opgetrokken in bleke gechipperde baksteen, als verwijzing naar de witgeschilderde villa’s uit de buurt. Karaktervolle stalen ramen en ter plaatse gestorte betonnen luifels vervolledigen het authentieke gevelbeeld. “Als je het huis voor de eerste keer ziet, verwacht je niet dat het er nog maar enkele jaren staat”, zegt Laperre. “Ik wilde een naturelle, ambachtelijke uitstraling. De sfeer is rustig en ingetogen, maar ook warm en huiselijk. Er is enkel gekozen voor echte materialen en kleuren die in de natuur zitten.”
Hout domineert. Op de vloeren ligt een eiken parket, het maatwerk bestaat veelal uit notelaar. Verder komen accenten van blauwe hardsteen, linnen en leder terug. De muren zijn dan weer bewerkt met een speciale kalkverf met een warme betonachtige look. In de interieurkeuzes werd Laperre bijgestaan door haar partner in crime Daphne Daskall. Samen werkten ze jarenlang voor Vincent Van Duysen. Tot ze vijftien jaar geleden beslisten om een eigen bureau op te richten, Studio Daskall Laperre. “Daphne heeft meer kennis over afwerkingen en materialen, terwijl ik me eerder toeleg op de indeling van de ruimtes. Die symbiose werkt heel goed voor ons. Het groene marmer in de keuken bijvoorbeeld is Daphnes keuze. Daar heeft ze mij even van moeten overtuigen. Maar het resultaat is geslaagd. Het groen is een mooie verwijzing naar de bossen hier.”
Afrikafotograaf Eddy Van Gestel heeft een nieuw boek en bijhorende expo klaar. Met Perla Nera gunt hij de Afrikaanse vrouw het voetstuk dat ze verdient, maar de fotoreeks snijdt ook dieper: “Ik wil laten zien dat geen enkel ras het monopolie op schoonheid heeft.”
Ik kijk in de open muil van twee parende leeuwen. Even verderop staart een vrouw me met donkere ogen aan. Een helblauwe mantelkap verhult enigszins haar nieuwsgierigheid. Tussen haar lippen heeft ze een twijgje geklemd. Of het misschien beweegt, vraag ik me af? Foto’s van Eddy Van Gestel komen tot leven zodra je ogen er beslag op leggen. Vanaf wanden en koffietafelboeken dringen ze je gedachten en later je ziel binnen.
‘Aziza’, leest het onderschrift. “Een beeld uit African Queen”, zegt de fotograaf, die meeloopt tijdens mijn studie van het Mercator Orteliushuis in Antwerpen dat vanbinnen grotendeels met zijn werken is gedecoreerd. “Wacht.” Van Gestel wendt zich naar een wat rommelig salontafelje en keert terug met het boek. “Hier, neem het straks maar mee”, knipoogt hij.
‘Aziza’, leest het onderschrift. “Een beeld uit African Queen”, zegt de fotograaf, die meeloopt tijdens mijn studie van het Mercator Orteliushuis in Antwerpen dat vanbinnen grotendeels met zijn werken is gedecoreerd. “Wacht.” Van Gestel wendt zich naar een wat rommelig salontafelje en keert terug met het boek. “Hier, neem het straks maar mee”, knipoogt hij.
Twee karakters
De link met het landschap is door de architecten heel subtiel benaderd. De vakantievilla bestaat uit twee hoeveachtige structuren: East House en West House, die samen een L vormen rond een gemeenschappelijke tuin met zwembad. “Elk gebouw heeft een eigen karakter en energie, en maakt op zijn manier connectie met de natuur: het ene is heel extrovert, het andere eerder introvert”, legt Wendy Saunders uit.
Op Sri Lanka transformeerden de Belgische architecten Wendy Saunders en Vincent de Graaf een oude visserswoning tot een L-vormige vakantievilla. Twee hoeveachtige structuren, opgetrokken in beton, teak en graniet geven zich volledig over aan de vrije natuur errond. “Gasten kijken wel eens raar op als er plots apen opduiken in de tuin.”
Hoe dichter je bij het water komt, hoe meer je de wind voelt aanzwellen. Zandkorrels stuiven op. Golven bijten zich stuk op de donkere rotspartijen die vanaf het strand de zee doorklieven. “Een beetje wind moet je er op deze plek altijd bijnemen”, zegt Wendy Saunders. “We zitten hier niet ver van Dikwella, een van de belangrijkste surfspots in de buurt.”
Die buurt is de uiterste zuidpunt van Sri Lanka. Mangrovewoud vloeit er over in honingkleurige stranden. Vissers zitten er op palen in het water, terwijl hun sloepen rondslingeren tussen de palmen. Een beeld dat ook aanwezig is in het afgelegen baaitje in Kottegoda, waar Saunders en haar man Vincent de Graaf vorig jaar een dromerige vakantievilla bouwden. Beiden zijn de drijvende kracht achter AIM Architecture, een Belgisch bureau dat werkt vanuit Shanghai. Tien jaar geleden reisden ze voor het eerst naar Sri Lanka. Sindsdien is het koppel verliefd geworden op het land.
“Vanaf de eerste kennismaking heeft Sri Lanka ons betoverd, ook op architecturaal vlak”, vertelt Vincent de Graaf. “Iedereen kent Geoffrey Bawa en zijn tropisch modernisme. Maar als je wat verder kijkt, is er zoveel kennis en ambacht aanwezig. We waren het er vrij snel over eens dat we er ooit iets wilden proberen. Uiteindelijk zijn we tijdens een van onze trips op dit stuk grond gestuit: een tropisch bos aan het strand, waar een oude visserswoning stond. Toen we het kochten, was het nog onzeker wat we precies wilden doen. Het finale idee heeft pas later vorm gekregen, nadat een bevriend architectenkoppel interesse toonde voor ons project. De man, Peter Eland, runt inmiddels de architectuurdivisie bij Norm Architects in Kopenhagen, waardoor het finaal een Belgisch-Chinees-Deens onderonsje is geworden.”
Twee karakters
K House, zoals het project gedoopt werd, bevindt zich aan het einde van een groene laan, genesteld in een wilde tuin met palmbomen en weelderige vegetatie. Af en toe merk je het geritsel van dieren tussen het gebladerte. “Normaal gezien hangt hier een leguaan rond”, glimlacht Vincent de Graaf. “Geen nood, die doet niets. Maar vanaf het begin was dit wel het grote uitgangspunt: de woning moest zich aanpassen aan de natuur en niet omgekeerd. Bezoekers zijn soms verbaasd als er plots apen opduiken rond de huizen. Dat is even wennen, maar die directe confrontatie maakt mee de beleving uit van dit project.”
De link met het landschap is door de architecten heel subtiel benaderd. De vakantievilla bestaat uit twee hoeveachtige structuren: East House en West House, die samen een L vormen rond een gemeenschappelijke tuin met zwembad. “Elk gebouw heeft een eigen karakter en energie, en maakt op zijn manier connectie met de natuur: het ene is heel extrovert, het andere eerder introvert”, legt Wendy Saunders uit.
Het oostelijke pand topt een heuvel en opent zich integraal naar de Indische Oceaan. Daar staat het buitenleven centraal. Grote buitenruimtes en terrassen inviteren de natuur in het gebouw. Je doucht er ook in open lucht met zicht op een privétuin. Het westelijke huis ligt dan weer parallel met de zee, teruggetrokken en beschut door de bomen. De leefruimtes zijn eerder besloten, al ontstaan er langs vouwdeuren ook prachtige doorzichten naar de tuin, met het opspattende water als orgelpunt.
“De positie van de originele visserswoning is bepalend geweest voor de inplanting”, verduidelijkt de Graaf. “Volgens de tsunami-wetgeving moeten nieuwe gebouwen minimaal 30 m van de strandlijn staan. Het oude gebouwtje stond veel dichter. Door die footprint te gebruiken, konden we de beleving van de oostelijke woning heel dicht bij de zee brengen. Het verschil in setting met het andere huis zorgt voor een aangename dynamiek: er is voldoende plaats om samen te zijn met je compagnie, maar ook om even te ontsnappen aan elkaar.”
Traditie, textuur en tactiliteit
De huizen liggen een stap hoger dan de tuin, de slaapkamers verheffen zich op hun beurt ten opzichte van de terrassen. Het zijn hoogteverschillen die nuance aanbrengen in de schijnbaar onbelemmerde verbintenis tussen binnen en buiten: je bent één met de natuur, maar in huis zit je ook veilig en beschermd. Een idee dat ook weerkeert in het materiaalgebruik. Elementaire materialen zoals hout, steen en cement verzachten de overgang tussen gebouw en omgeving. Zo goed als alles is afkomstig van lokale ambachtslui, waaronder steenhouwers en houtbewerkers. “We hebben zoveel mogelijk de tradities van hier willen aanspreken”, zegt Vincent de Graaf. “De bouwers in Sri Lanka zijn ongelofelijke vakmensen. Het verwerken van allerlei vormen van gepolijst beton bijvoorbeeld is hier een echte specialiteit. De buitengevels, binnenmuren en -vloeren zijn daar volledig mee bekleed.”
De grijze gevels combineren met gerecyclede terracotta pannen op het dak. Louvredeuren van inheemse teak en granieten terrassen vervolledigen het gevelbeeld. Glas is er niet gebruikt, aangezien het klimaat vraagt om ventilatie. Al die elementen samen verlenen de huizen een bijzondere sfeer en tactiliteit, die nog worden versterkt door de schaduwtekeningen vanaf de tuin. “We werken bewust met weinig materialen die we tonen zoals ze echt zijn: puur, minimaal bewerkt”, aldus Wendy Saunders. “Die verschillende texturen blenden heel mooi met elkaar: je hebt het ruwe graniet nodig om het gladde cement optimaal tot zijn recht te laten komen.”
Ook binnen valt de combinatie op van structuren en texturen, van lokaal ambacht en inheemse traditie. Teakhouten banken, tafels en stoelen met geweven rieten zittingen werden allemaal ter plaatse gemaakt. Objecten, kunst en decoratie voegen een extra dimensie toe: lokale schilderingen, in de buurt gevonden houtblokken, ronde gewassen stenen, houten schalen. Vincent de Graaf: “Het zijn details als deze die ziel brengen in een ontwerp. Objecten zoals de stenen en schalen geven het een menselijk aspect, los van het grote gebaar van de architectuur. Ze voegen een extra laag toe die de huizen op een organische, ongedwongen manier in de natuur plaatst.”
Maneuver, Kaplus, More Social, Buroform, Buro Coco, Pretty Big Talks, Newdays, Pegase, Compagnie Het Zoute, BO Magazine, Plan Magazine, Home Sweet Home Magazine, Steenbakkerij Vande Moortel, Oscar V, Aebele Interiors, Betonal, Nylønfabrik, Delicias, Exeptio
Maneuver, Kaplus, More Social, Buroform, Buro Coco, Pretty Big Talks, Newdays, Pegase, Compagnie Het Zoute, BO Magazine, Plan Magazine, Home Sweet Home Magazine, Steenbakkerij Vande Moortel, Oscar V, Aebele Interiors, Betonal, Nylønfabrik, Delicias, Exeptio